Paragraaf 7 Oefentoets

Door middel van deze Oefentoets kun je testen of je de stof van dit hoofdstuk goed beheerst. Klik na het invullen van de test op 'Bekijk score' en bekijk welke vragen je goed en fout hebt beantwoord. Eventueel kun je de gehele test printen. (Klik daarvoor op 'download')

Succes!

 

Opdrachten

Vraag 1

Vraag 1. Ethische optiek is het standpunt dat je inneemt binnen een morele discussie.

Vraag 2

Vraag 2. Voorbeeld van een ethische uitspraak: 'Als je een relatie hebt, hoor je niet vreemd te gaan.'

Vraag 3

Vraag 3. Een normatieve uitspraak is een uitspraak over hoe de werkelijkheid is.

Vraag 4

Vraag 4. Een voorbeeld van een waarde: 'Je hoort niet te stelen'.

Vraag 5

Vraag 5. Een instrumentele waarde: een waarde in zich zelf, dus zonder verder extern doel.

Vraag 6

Vraag 6. Voorbeelden van normen: geluk, vrijheid, gezondheid.

Vraag 7

Vraag 7. Er zijn drie soorten normen: relationele, professionele en publieke normen.

Vraag 8

Vraag 8. Cultuur is zichtbaar in rituelen, symbolen, verhalen, instituties en het gedrag van mensen.

Vraag 9

Vraag 9. Bij gevolgenethiek gaat het primair om de intentie van degene die handelt.

Vraag 10

Vraag 10. Beginselethiek: bij de beoordeling en oplossing van een ethisch probleem dient steeds recht gedaan te worden aan een bepaald beginsel, onafhankelijk van de gevolgen van de handeling.

Vraag 11

Vraag 11. De Rechten van de Mens: voorbeeld van gevolgenethiek.

Vraag 12

Vraag 12. Er zijn drie varianten in de gevolgenethiek: hedonisme, eudemonisme en utilisme.

Vraag 13

Vraag 13. Een belangrijke vertegenwoordiger van het klassieke hedonisme was Plato.

Vraag 14

Vraag 14. Een definitie van gelukzaligheid is: 'het gevoel van welbehagen, dat het gevolg is van een zich in harmonie weten, zowel innerlijk in en met zichzelf als met zijn omgeving'.

Vraag 15

Vraag 15. Een definitie van het (ethisch) utilisme is: een ethische theorie die er van uit gaat dat díe handeling of beslissing ethisch juist is die in zijn gevolgen het meeste geld oplevert.

Vraag 16

Vraag 16. Adam Smith gaf aan dat de vrije markt (met haar zelfcorrigerend vermogen) werkt als een onzichtbare hand (Invisable Hand).

Vraag 17

Vraag 17. Volgens Kant is ethisch handelen, handelen uit neiging.

Vraag 18

Vraag 18. Bij deugdenethiek zijn belangrijk: rolmodellen, verhalen, tradities en (goede) opvoeding.

Vraag 19

Vraag 19. Vier drempels voor ethische handelen: gemakzucht, eigen belang, het idee dat jíj niet verantwoordelijk bent en de invloed van de omgeving.

Vraag 20

Vraag 20. Moed is het bewust overwinnen van angst omwille van een het eigen welzijn.