Paragraaf 5 Argumentatiefouten
Bij goed argumenteren hoort ook het gebruik van 'zuivere' argumenten. Vermijd bij argumenteren de volgende veel voorkomende argumentatiefouten.(13)
Ongegronde generaliseringen
Generaliseren wil zeggen: uit afzonderlijke gevallen tot een algemene stelling besluiten om zo alle gevallen over een kam te scheren. We spreken van ongegronde generaliseringen wanneer uit slechts enkele gegevens, of uit feiten die niet relevant zijn, algemene conclusies worden getrokken. Voorbeeld: uit onderzoek blijkt dat nogal wat ondernemers onvoldoende rekening houden met de milieueffecten van hun productiemethodes. Conclusie: 'De bedrijven houden geen rekening met het milieu.' Een ander voorbeeld: enkele meisjes zijn veel met hun uiterlijk bezig (opmaken, kleding). Iemand zegt: 'Meisjes gebruiken hun hersens alleen maar voor hun uiterlijk.'
Onjuiste oorzaak
Het gebruikmaken van een onjuiste oorzaak is een veel voorkomende redeneerfout. Bij een feit dat wat oorzaak betreft multi-interpreteerbaar is, wordt een oorzaak afgezonderd en tot dé oorzaak gemaakt. Ook gebeurt het vaak dat men een statistisch verband tussen twee verschijnselen interpreteert als een noodzakelijk verband. Klassiek is het voorbeeld van de schaakprestaties van vrouwen: 'Statistisch leveren mannen betere schaakprestaties dan vrouwen, maar het zou onjuist zijn dat verschil toe te schrijven aan het man- of vrouw-zijn. De wereldkampioene vrouwenschaak speelt veel beter dan de meeste mannelijke schakers.'(14)
Normen ontlenen aan feiten
Uit een feitelijke stand van zaken worden zonder meer normen afgeleid, dus aanwijzingen over hoe mensen zich dienen te gedragen. Een voorbeeld: 'Mijn concurrent betaalt steekpenningen, dus mag ik het ook.'
Feiten zijn op zichzelf niet ethisch goed. Anders zouden we moord en doodslag zelfs een goede zaak moeten noemen. Uit feiten kunnen we niet zonder meer normen afleiden. Wanneer eigen normen afgeleid worden uit 'feiten', dreigt altijd de eigen verantwoordelijkheid van de mens te verdwijnen.
Autoriteitsargumenten
In een discussie wordt een argument ingebracht waarin een beroep wordt gedaan op een autoriteit (een gezaghebbend persoon): 'Johan Cruijff had ook die mening.' Een beroep op een autoriteit kan niet als een valide argument gelden in een ethische discussie. Over autoriteitsargumenten kun je niet discussiëren. Iets is niet waar of juist omdat een bepaald persoon dat zegt; het argument zélf moet overtuigen en niets of niemand anders. De ervaring leert desondanks dat autoriteitsargumenten nogal eens gebruikt worden en dat nogal wat mensen er gevoelig voor zijn.
Ad Hominem-argumenten (persoonsgebonden argumenten)
Niet zozeer het standpunt of de argumenten van een tegenstander worden aangevallen, maar aspecten van zijn persoonlijkheid. Iemand kan bijvoorbeeld worden verweten 'oneerlijk' of 'partijdig' te zijn. Ook is het mogelijk dat iemands visie tijdens een ethische discussie wordt ondermijnd door zijn persoon verdacht te maken. Er kan bijvoorbeeld gezinspeeld worden op aspecten uit iemands privéleven (bijvoorbeeld een scheiding, iemands seksuele geaardheid en vroegere delicten). Ook hier geldt: in een ethische discussie kunnen ze niet als serieuze argumenten gelden. Bovendien kunnen we ons afvragen of het moreel juist is om persoonlijke zaken te betrekken in een ethische discussie.
Onjuiste analogie
Met het begrip 'analogie' bedoelen we hier een vergelijking, een overeenkomst. Van een onjuiste analogie is sprake wanneer men een bepaalde bewegingswet die geldt binnen één domein, zonder meer gebruikt in een ander domein. Een bekend voorbeeld hiervan is het sociaaldarwinisme. Deze theorie paste enkele wetten die Darwin in de natuurlijke wereld had ontdekt (zoals 'the survival of the fittest' en 'het recht van de sterkste') zonder meer toe op de mensenwereld.(15)
Cirkelredenering
Bij een cirkelredenering komt het argument, inhoudelijk gezien, op hetzelfde neer als het standpunt. 'Een beroemd voorbeeld is dat van de rabbi van wie met stelligheid beweerd wordt dat de Eeuwige zich rechtstreeks aan hem openbaart om Zijn wil bekend te maken. Iemand werpt tegen: 'Dat zégt die rabbi. Hoe weet je dat hij niet liegt?' Met een ware vondst wordt daarop gerepliceerd: 'Denk je dat een rabbi, aan wie de Eeuwige zich openbaart, zal liegen?' Fraai bedacht, maar helaas ongeldig.(16)