Paragraaf 6 De rollen in een debat
We kunnen de volgende rollen in een debat onderscheiden:
a. De voorzitter
De voorzitter opent het debat door een stelling te presenteren. Hij kan deze stelling op verschillende manieren inleiden: door een context te geven aan de stelling (bijvoorbeeld door te wijzen op de actualiteit van het vraagstuk achter de stelling), door een kort gesprek te voeren met een voor- of tegenstander van de stelling, of door het woord te geven aan een opinieleider die een bepaalde positie betrekt in het debat over de stelling.(17) Overigens zijn er nog allerlei andere mogelijkheden om een debat in te leiden: denk bijvoorbeeld aan een rollenspel of een video fragment.
De voorzitter voert de regie over het debat. Hij:
- geeft de debaters het woord;
- bewaakt dat de debaters evenveel beurten en kansen krijgen;
- houdt de spreektijden in de gaten;
- ziet erop toe dat de debaters zich aan de stelling houden en niet teveel uitweiden over niet-relevante zaken;
- ziet toe op de debatdiscipline en grijpt in waar nodig (steeds één debater aan het woord!);
- speelt soms advocaat van de duivel en vraagt debaters om toelichting als zaken niet helder zijn;
- stimuleert debaters om respectvol met elkaar om te gaan;
- sluit het debat af.
b. De debaters
De debaters krijgen een stelling toegewezen. Meestal gebeurt dit vooraf. Ook krijgen zij een rol toegewezen: ze moeten de stelling verdedigen of aanvallen. In het Angelsaksische concept van debating geef je in een debat niet je eigen mening, maar word je geacht willekeurig voor of tegen de stelling te debatteren. In dit concept staat het competitie-element met betrekking tot de debatvaardigheden centraal. In het onderwijs maken we van dit concept gebruik omdat we als doel hebben onze debatvaardigheden (en dus argumentatie- en presentatievaardigheden) te vergroten.
Wanneer de debaters voor de bijeenkomst de stelling en hun rol te horen hebben gekregen, hebben ze de mogelijkheid om zich voor te bereiden. Daarbij gaat het om de volgende zaken:(18)
- het bedenken van een heldere interpretatie van de stelling;
- het brainstormen over zoveel mogelijk argumenten;
- de voor- en tegenargumenten ordenen;
- het bedenken van reacties op deze voor- en tegenargumenten;
- het ordenen van de argumenten op rangorde en volgorde;
- het verdelen van de argumenten over de debaters (bij een debat van groep tegen groep);
- het nadenken en voorbereiden van de wijze van presentatie: bijvoorbeeld gebruik van humor, oneliners, en non-verbale presentatie.
In principe beginnen de voorstanders met het verdedigen van de stelling. De tegenstanders hebben als belangrijkste doel het onderuithalen van de stelling. De laatste beurt is aan de voorstanders.
c. De jury
De jury wijst de winnaar van het debat aan. De jury beoordeelt de debatprestaties, waarbij argumentatie, strategie en presentatie belangrijke criteria zijn. Bij argumentatie kunnen we denken aan hoeveelheid, kracht en originaliteit van de argumenten. Bij strategie gaat het om kwaliteiten als initiatief nemen, de kunst van het weerleggen en het interrumperen. Bij presentatie worden zaken als stem, gebaren en humor beoordeeld.
In een debat met een onderwijscontext is het ook mogelijk dat de docent een oordeel uitspreekt en daar een cijfer aan koppelt. Dit kan gebeuren als aanvulling op een jury of in plaats van een jury. Eventueel kunnen studenten ook een rol spelen in de beoordeling.
d. Het publiek
Het publiek is aandachtig luisteraar en kan uiting geven aan haar opvattingen door bepaalde inbreng van debaters te honoreren met applaus.